Brabants Dagblad – In de voetsporen

Tuinaanleg

Als jochie werkte Ben al mee

Netwerken. Dat woord kon je zo’n zeventig jaar geleden nog niet vinden in de Dikke Van Dale. Maar het bestond wel degelijk. Dat bewees hovenier Bertus de Rooy uit Dussen. “Mijn vader stak zijn neus overal in”, zegt zijn zoon Jaap de Rooy (68). “Bij particulieren, diverse gemeentes, zorg en overheden. Hij kon met iedereen overweg. Dat heeft hem altijd veel werk opgeleverd.”

Bertus zette in 1940 zijn eerste schreden op het ondernemerspad bij de notaris in Dussen. “Hij onderhield zijn boomgaarden. Bracht het fruit naar de veiling en regelde het papierwerk dat daarbij hoorde.” Boomgaarden waren er genoeg in de regio. Bertus kreeg meer klanten en had nog een specialiteit: mollen vangen. De huidjes van de beesten verkocht hij. “Hier en daar legde hij ook een tuin aan. Mijn vader deed alles waar hij de kost mee kon verdienen.” Was dat geld eenmaal in zijn zak beland, dan kwam het er niet zomaar uit. “Vader was opvallend zuinig. Op financieel vlak was hij goed bij. Het mooiste compliment kwam van de boekhouder na zijn overlijden. Die vond dat pa zijn zaakjes goed voor elkaar had.”

Arie, de broer van Jaap, had zijn toekomstplannen al uitgestippeld: hij haalde een hoveniersdiploma. Jaap, die drie jaar later dan Arie in het hoveniersbedrijf kwam, is ‘erin gerold’. “Je moest íets doen om de kost te verdienen. Maar ik ben het vak erg gaan waarderen. Zeker omdat ik als uitvoerder veel buiten was. Heerlijk vond ik dat.” De appel valt niet ver van de boom. Ongeveer eenzelfde verhaal kan Ben (41) over zijn vader Jaap vertellen. “De klussen werden steeds groter”, zegt Ben. “Dan kun je niet alles meer met de hand doen. Dus moesten we een shovel, kraan en heftruck aanschaffen. Pa was daar behoorlijk sceptisch over. Die generatie was gewend alles met de hand te doen.” De machines – er kwam ook een heftruck bij – werden voor vader én zoon een onmisbare schakel in de bedrijfsvoering.

Bijzonder moment

Was het voor Jaap enigszins toevallig dat hij in het hoveniersvak terechtkwam, voor zijn zoon Ben gold dat zeker niet. Als jochie van zeven werkte Ben in de vakanties als mee. “Als de week voorbij was, kreeg ik een envelop van opa”, vertelt Ben. “Zeven gulden zat erin. Dat was altijd een bijzonder moment.”

Ben ging naar de landbouwschool in Andel, het Prinsentuincollege. “Die opleiding sloot aan bij wat ik wilde: vooral niet te veel doen op school. Zo hield ik alle tijd voor mijn passies: muziek maken, sleutelen en werken.” De middelbare landbouwschool volgde. “Daar heb ik met stages geleerd hoe het juist níet moest. Een sterk hiërarchische structuur, medewerkers die niks te vertellen hadden. Zie liepen er in hun oude kloffie of overall. Dat had geen uitstraling.”

De Rooy Hoveniers, dat inmiddels zeventien vaste medewerkers heeft, is met Ben en zijn neef Günther aan het roer veranderd: “We richten ons meer op particulieren. Dat past bij ons creatieve en dienstbare karakter. Zo kunnen we beter onze ideeën kwijt en we genieten van het contact met klanten.” Toen Ben en Günther een maatschap begonnen met hun vaders, moesten ze geld lenen. Jaap: “Dat was wennen. Een maximaal bedrag, ook dat nog. We wilden graag een nieuw kantoor met presentatieruimte en werkruimte, om klanten goed te kunnen ontvangen en te adviseren. Dat was nodig om de komende 30 jaar door te kunnen groeien. Arie en ik hadden daar geen moeite mee. De grond hadden we al aan onszelf. Als je iets doet, moet je het goed doen. Dan heb je er jarenlang profijt van.”

Als ondernemer is Ben anders dan zijn vader. “Harder, zakelijker. Deze tijd vraagt daar ook om.” Daarnaast heeft hij veel oog voor financiën, klantcontact en marketing. “We treden graag naar buiten met tuinwedstrijden. We gaan altijd voor de eerste prijs.”

Tekst: Kees Klijn